3.2 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Inleiding
3.2.1 Inleiding
De paragraaf Weerstandsvermogen en Risicobeheersing (hierna aangeduid als paragraaf Weerstandsvermogen) is een door het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en Gemeenten) voorgeschreven begrotingsparagraaf. De paragraaf bestaat uit de onderdelen 'Kengetallen' en 'Weerstandsvermogen en risicobeheersing'. Deze onderdelen lichten we hieronder toe.
Kengetallen
3.2.2 Kengetallen
Het BBV schrijft sinds 2015 voor dat in de paragraaf Weerstandsvermogen zes kengetallen worden opgenomen. De wetgever wil met deze kengetallen inzicht geven in de financiële weerbaarheid en wendbaarheid (de mate waarin een gemeente bij een tegenvaller financieel kan bijsturen) van de gemeente. De kengetallen geven ook aan over hoeveel financiële ruimte de gemeente beschikt om structurele en incidentele lasten te dekken of op te vangen.
Ze geven zodoende inzicht in de financiële weerbaar- en wendbaarheid. De kengetallen zullen in samenhang bezien worden, omdat ze alleen gezamenlijk en in hun onderlinge verhouding een beeld geven van de financiële positie. De financiële positie is geen doel op zich en moet altijd bezien worden in het licht van de totale maatschappelijke opgave van de stad. Het te bereiken maatschappelijke rendement en de bijdrage aan de inhoudelijke beleidsdoelstellingen zijn hierbij van evident belang. De financiële positie is ondersteunend aan het afwegingsproces en moet het bestuur helpen verantwoorde keuzes te kunnen maken voor de (middel)lange termijn.
Bij het beoordelen van de financiële positie van de gemeente is het van belang om naar het totaal en samenhang van kengetallen te kijken en minder naar individuele kengetallen.
Van de Provincie Noord-Holland is een handreiking ontvangen om de kengetallen te kwalificeren aan de hand van signaleringswaarden die afkomstig zijn van de stresstest voor 100.000+ gemeenten. De signaleringswaarden hebben de volgende indeling:
Ref. | Kengetal | Categorieën | ||
---|---|---|---|---|
A | B | C | ||
1 | netto schuldquote | <90% | 90-130% | >130% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | <90% | 90-130% | >130% |
3 | solvabiliteitsratio | >50% | 20-50% | <20% |
4 | grondexploitatie | <20% | 20-35% | >35% |
5 | structurele exploitatieruimte | >0% | 0% | <0% |
6 | belastingcapaciteit | <95% | 95-105% | >105% |
Omdat normering in eerste instantie door de gemeente zelf dient plaats te vinden wordt aan de categorieën door de provincie geen normering gegeven. Wel meldt de provincie dat over het algemeen kan worden gesteld dat categorie A het minst risicovol is en categorie C het meest.
De berekening van de kengetallen en de inrichting van de tabel waarin de kengetallen moeten
worden getoond, zijn voorgeschreven in ministeriële besluiten. In het geval van de jaarstukken moeten de kengetallen worden vermeld van jaar t – 2 (nu 2018 op realisatiebasis) en van het jaar t – 1 (nu 2019 op begrotingsbasis en op realisatiebasis). Aanvullend zijn de kengetallen uit de programmabegroting 2020 ook opgenomen.
Voor de gemeente Hilversum zien de kengetallen er als volgt uit:
Ref. | Kengetal | Verloop van de kengetallen | |||
---|---|---|---|---|---|
JS2018 | B2019 | JS2019 | B2020 | ||
1 | netto schuldquote | 76% | 78% | 80% | 76% |
2 | netto schuldquote gecorr. voor verstr. leningen | 75% | 78% | 78% | 75% |
3 | solvabiliteitsratio | 28% | 25% | 25% | 25% |
4 | grondexploitatie | 4% | 1% | 3% | 0% |
5 | structurele exploitatieruimte | -0,8% | 0,7% | -2,0% | 0,1% |
6 | belastingcapaciteit | 104% | 103% | 104% | 102% |
1. Netto schuldquote
Betekenis. De netto schuldquote is het percentage van de netto schuld ten opzichte van de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. Hierbij is de netto schuld gedefinieerd als de totale schuld (kortlopend en langlopend) minus de geldelijke bezittingen zoals banktegoeden en uitgeleend geld. Het percentage dat hieruit voortkomt, geeft een indicatie van de druk van de rentelasten en aflossingen op de exploitatie. Voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Het percentage bedraagt 80% en valt in de categorie ‘minst risicovol’.
2. Netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
Betekenis. Dit kengetal verschilt maar op één, voor Hilversum ondergeschikt punt van het vorige: in dit kengetal worden uitgeleende gelden buiten beschouwing gelaten. Die komen immers normaal gesproken weer terug naar de gemeente. Bij een groot bedrag aan uitgeleende gelden zal het percentage lager (lees: gunstiger) uitvallen dan het percentage onder 1 hierboven. Hilversum heeft een bedrag van € 4,4 miljoen aan leningen, waarvan de diverse leningen aan de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten (SVn) met € 3,1 miljoen de grootste zijn. Ook voor dit kengetal geldt: hoe lager, hoe beter.
Beoordeling. Hilversum heeft geen grote bedragen uitgeleend, dus de uitkomst scheelt slecht 2% met het bovenstaande kengetal. Het percentage bedraagt 78% en valt ook in de categorie ‘minst risicovol’.
3. Solvabiliteitsratio
Betekenis. De solvabiliteitsratio geeft aan in welke mate het bezit van de gemeente is gefinancierd met eigen vermogen, of, anders gezegd, in welke mate het bezit is afbetaald. Het kengetal geeft aan of de gemeente, als de nood aan de man komt, met de opbrengst van de bezittingen haar schulden kan aflossen. Voor dit kengetal geldt: hoe hoger, hoe beter. Wij willen daarbij wel opmerken dat solvabiliteit in de private sector van groter belang is dan in de publieke sector. Dit komt omdat het voor de private sector een basis is waarop o.a. de leencapaciteit wordt bepaald. Bij publieke organisaties is dat niet het geval. Wij hechten daarom meer waarde aan het kengetal netto schuldquote. Dat kengetal geeft aan in hoeverre de rentelasten en aflossingen binnen de exploitatie kunnen worden opgevangen. Derhalve beschouwen we het solvabiliteitsratio van minder belang en kijken wij vooral naar het kengetal netto schuldquote.
Beoordeling. Het percentage in deze begroting is 25% en valt in de tussencategorie B. Wij blijven aandacht hebben voor dit kengetal zodat het niet in de categorie meest risicovol komt. Mede hierdoor heeft het College bij de Kadernota 2019 voorgesteld om de solvabiliteitsratio te bekijken in combinatie met de ratio weerstandsvermogen. Het streven is om categorie B als minimale norm te stellen voor beide ratio’s afzonderlijk maar vooral ook te kijken naar de combinatie. Als voorbeeld: als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen is matig, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen onvoldoende zijn. Als de solvabiliteitsratio onvoldoende is en de ratio weerstandsvermogen ruim voldoende, dan zal de normering van het kengetal financiële verplichtingen toch voldoende kunnen zijn. Aangezien de weerstandsratio als uitstekend te kwalificeren valt, beoordelen wij de uitkomst van beide ratio’s als goed.
4. Kengetal grondexploitatie
Betekenis. Dit percentage is de uitkomst van de vergelijking van de waarde van onze grondexploitaties met de jaarlijkse inkomsten van de gemeente. De boekwaarde van de voorraden grond moet worden terugverdiend bij de verkoop. Kenmerkend voor grondexploitaties is dat de looptijd meerdere jaren is. Naarmate de inkomsten verder in de toekomst liggen, brengt dit meer rentekosten en risico’s met zich mee.
Beoordeling. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum bedraagt 3% en ligt ruim onder het percentage van 20%, die in de handreiking van de provincie als meest gunstige wordt beoordeeld.
5. Structurele exploitatieruimte
Betekenis. De structurele exploitatieruimte geeft aan in hoeverre de structurele baten toereikend zijn om de structurele lasten (waaronder de rente en aflossing van leningen) te dekken. Anders gezegd, een percentage van 0 of hoger geeft aan dat Hilversum geen structurele kosten dekt met incidentele inkomsten.
Beoordeling. Het kengetal is goed zolang het niet negatief is. Een negatief getal betekent immers dat structurele lasten ten dele met incidentele baten worden gedekt. Het gevaar daarvan is, dat als die incidentele inkomsten wegvallen, er een gat in de begroting en jaarrekening ontstaat. De hoogte van dit kengetal voor Hilversum is 2,0% negatief en valt zodoende in de categorie C.
6. Belastingcapaciteit
Betekenis. Dit kengetal geeft aan hoe de gemiddelde woonlasten in Hilversum zich verhouden tot de landelijk gemiddelde woonlasten. Tot de woonlasten worden gerekend de onroerendezaakbelasting, de afvalstoffenheffing en de rioolheffing.
Beoordeling. Voor de realisatie 2019 ligt de uitkomst op 104 % en valt in categorie B van de beoordelingstabel. Bij dit kengetal geeft categorie B aan dat Hilversum rondom het gemiddelde (=100%) schommelt.
Algeheel oordeel
Het BBV schrijft voor: “een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie” (sic). Volgens de Nota van Toelichting bij het wijzigingsbesluit is het aan het College van B&W om die beoordeling te geven. Behalve het kengetal voor de structurele exploitatieruimte valt geen enkel kengetal in de categorie ongunstig en drie van de zes voor Hilversum relevante kengetallen vallen zelfs in de categorie meest gunstig. Daarnaast laat het weerstandsvermogen (zie sectie III) zien dat de gemeente Hilversum een zeer degelijke financiële positie heeft. Daarom beoordeelt ons college de “onderlinge verhouding van de kengetallen in relatie tot de financiële positie” als goed.
Weerstandsvermogen en risicobeheersing
3.2.3 Weerstandsvermogen en risicobeheersing
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Het weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum beoordelen wij als uitstekend. In de volgende paragrafen leggen we uit hoe we tot deze waardering zijn gekomen. Eerst bespreken we het beleidskader omtrent risico’s en weerstandscapaciteit. Vervolgens inventariseren we de risico’s die de financiële positie kunnen bedreigen en brengen die samen in een risicoprofiel. Dan berekenen we de weerstandscapaciteit en ten slotte berekenen en beoordelen we het weerstandsvermogen.
Beleid met betrekking tot risico’s en weerstandscapaciteit
Het beleidskader bestaat uit de door de Raad vastgestelde Financiële verordening gemeente Hilversum 2018. Doel van de gemeente Hilversum op het gebied van risico’s is om te voorkomen dat elke tegenvaller invloed heeft op de voortzetting van taken op het geldende niveau. Omdat tegenvallers leiden tot hogere lasten of lagere baten dan waarmee vooraf rekening is gehouden, rust het beleid op twee pijlers:
Ten eerste wordt er via de inrichting van het begrotingsproces voor gezorgd dat uitgaven die onvermijdelijk op de gemeente afkomen, tijdig in de begroting worden opgenomen. Daartoe worden ieder jaar in het kader van de opstelling van de begroting gemeentebreed autonome ontwikkelingen geïnventariseerd en beoordeeld op ‘vermijdelijkheid’. Met algemene kostenontwikkelingen zoals loon- en prijsstijgingen wordt - in relatie tot de verwachte ontwikkeling van de algemene uitkering - in de meerjarenraming rekening gehouden via stelposten. Zo wordt voorkomen dat deze voorzienbare en kwantificeerbare ontwikkelingen leiden tot overschrijdingen van de begroting.
In de tweede plaats worden mogelijke negatieve ontwikkelingen die te voorzien zijn en tot op zekere hoogte kwantificeerbaar zijn, maar waarvan onzeker is of ze zich zullen voordoen (risico’s), in beeld gebracht in de paragraaf Weerstandsvermogen van de begroting of de jaarrekening. Dat kan leiden tot bijstelling van de hoogte van de algemene reserve.
Financiële tegenvallers kunnen leiden tot rekeningtekorten. Deze worden in eerste instantie opgevangen door de algemene reserve. Door de kans dat zich onvermijdelijke maar niet begrote uitgaven voordoen te verkleinen - op de wijze zoals bij de eerste pijler beschreven - verkleinen we het risico dat we een beroep moeten doen op de algemene reserve.
Risicoprofiel
Onder risico’s verstaan we alle gebeurtenissen die je aan kunt zien komen met mogelijk negatieve financiële gevolgen – bijvoorbeeld hogere lasten of lagere baten - waarvan niet zeker is dat ze zich daadwerkelijk zullen voordoen. Of hoe groot de financiële gevolgen zullen zijn als ze zich voordoen. Vanwege deze onzekerheid is met deze gebeurtenissen nog geen rekening gehouden door het opnemen of aanpassen van budgetten in de begroting, het vormen van voorzieningen of bestemmingsreserves, of het afwaarderen van activa. Dit betekent dat als zo’n gebeurtenis daadwerkelijk optreedt, het financiële gevolg zich manifesteert als (a) een niet begrote last, (b) een hoger-dan-begrote last, of (c) een lager-dan-begrote bate. In de wandelgangen noemen we dit een ‘financiële tegenvaller’. Voor het samenstellen van het financiële risicoprofiel hebben we de risico’s opgenomen, waarbij we uitgaan van de gegevens die bij het opstellen van deze jaarstukken bij ons bekend zijn. Het gaat hierbij om de niet afgedekte risico’s, dus risico’s waar geen budget, afwaardering, voorziening, bestemmingsreserve of verzekering tegenover staat.
In overeenstemming met een advies van de Audit- en rekeningencommissie, kwantificeren we de gesignaleerde risico’s steeds zo goed mogelijk. De kwantificering van de risico’s bestaat uit een inschatting van enerzijds het bedrag dat met het risico gemoeid kan zijn, en anderzijds de kans dat het risico zich daadwerkelijk voor doet.
| bedragen x 1.000 | ||||||
Ref. | Risico | Progr. | Kans | Risicobedrag | Benodigde weerstands-capaciteit | ||
incid | struct | incid | struct | ||||
1 | Gewaarborgde geldleningen soc. woningbouw | 1 W&L | 1% | 4.500 | 45 | ||
2 | Rechtstreekse borging van geldleningen | 1 W&L | 5% | 2.400 | 120 | ||
3 | Garanties op woninghypotheken | 1 W&L | 1% | 1.500 | 15 | ||
4 | Verruimen BTW Sportvrijstelling | 1 W&L | 30% | 70 | 21 | ||
5 | Borgstelling Ter Gooi Ziekenhuizen | 1 W&L | 1,01% | 5.500 | 56 | ||
6 | Sanering railverkeerlawaai | 1 W&L | 20% | 110 | 22 | ||
7 | Onderwijshuisvesting | 2 Zorg | 10% | 500 | 50 | ||
8 | Jeugd | 2 Zorg | 50% | 1.500 | 750 | ||
9 | WMO | 2 Zorg | 50% | 1.000 | 500 | ||
10 | Saldo inkomsten en uitgaven bijstand | 3 Werken | 40% | 1.900 | 760 | ||
11 | Herkeuringen WIA | 5 Fin&Gr | 5% | 1.000 | 50 | ||
12 | Grondexploitaties (gemeentelijk) | 5 Fin&Gr | div. | div. | 627 | ||
13 | Algemene uitkering gemeentefonds | 5 Fin&Gr | 25% | 1.200 | 300 | ||
14 | Sloop van het voormalig UWV pand | 5 Fin&Gr | 10% | 843 | 84 | ||
15 | Crailo | 5 Fin&Gr | P.M. | P.M. | P.M. | ||
16 | Vennootschapsbelasting (VPB) | 5 Fin&Gr | 25% | 400 | 100 | ||
17 | Rechtstreekse geldleningen | diverse | 10% | 3.400 | 340 | ||
18 | Uitbraak Corona-virus | diverse | P.M. | P.M. | P.M. | ||
Totaal | 15.223 | 10.600 | 1.435 | 2.405 |
Toelichting op de onderdelen van het risicoprofiel
1. Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Gewaarborgde leningen sociale woningbouw
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 4.500.000 structureel
Kans: 1%
Het WSW (Waarborgfonds Sociale Woningbouw) borgt voor rente- en aflossingsverplichtingen van leningen die corporaties afsluiten op de kapitaalmarkt om de sociale woningbouw in de gemeente te bevorderen. De gemeente Hilversum vormt samen met andere Nederlandse gemeenten en het Rijk een tertiaire achtervang voor de leningen.
Per ultimo 2019 was de stand van het door Hilversum geborgde deel € 449,3miljoen (op een totaal voor Nederland van € 79,8 miljard (cijfers WSW 2018)). Dit is € 53,8 miljoen hoger dan de stand per ultimo 2018 (€ 395,5 miljoen). Voor een overzicht van de mutaties in deze stand verwijzen wij u naar de staat van gewaarborgde geldlening op blz. 282. De achtervang werkt als volgt: Eerst moeten de corporaties de eigen reserves aanspreken om verliezen te dekken. Daarna wordt het vermogen van het waarborgfonds aangesproken. Als het waarborgfonds onder een bepaalde omvang daalt, moeten rijk (50%), schadegemeenten (25%) en alle overige gemeenten (25%) het tekort aanvullen door het verstrekken van renteloze leningen aan het waarborgfonds, die worden terugbetaald zodra het vermogen van het waarborgfonds weer op peil is. De met de renteloze leningen gemoeide rentederving komt ten laste van de kredietverstrekkers/gemeenten. De kans dat aanspraak wordt gemaakt op de gemeentelijke achtervang is gering, maar kan invloed hebben op de gemeentelijke schuldpositie en de rentelasten van de gemeente. De gemeente zal moeten financieren met een langlopende lening waar rente over moet worden betaald. Het financiële risico wordt op ‘laag’ geschat.
Het risicobedrag van de via het WSW geborgde leningen schatten we op afgerond € 4,5 miljoen. De kans schatten we op 1%.
2. Rechtstreekse borging geldleningen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 2.400.000 incidenteel
Kans: 5%
Op 14 november 2018 heeft de raad ingestemd met het voorgenomen besluit om garant te staan voor een maximum bedrag van € 2,2 miljoen ten behoeve van de Stichting Sportinvesteringsfonds Hilversum. Een deel van de borgstelling ad € 270.000 is in 2019 daadwerkelijk tot stand gekomen. In de loop van 2020 zal deze borging worden uitgebreid. Hiermee komt het schuldrestant van de rechtstreeks door Hilversum geborgde leningen uit op een bedrag per 31 december 2019 van afgerond € 2,4 miljoen. (exclusief de borging voor stichting Tergooi). Het gaat hierbij om een borgstelling voor een woningbouwlening (circa € 0,6 miljoen) maar ook om borging voor andere leningen zoals; de bibliotheek, een kinderdagverblijf, sportverenigingen, poppodium de Vorstin en het Sportinvesteringsfonds Hilversum. Het risicobedrag is daarmee tevens € 2,4 miljoen. De kans van optreden schatten wij in op 5%. Bedrag 5% maal € 2,4 miljoen is € 120.000. Voor een totaaloverzicht wordt verwezen naar de staat van gewaarborgde geldleningen in § 5.8
3. Garantie op woninghypotheken
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 1.500.000 incidenteel
Kans: 1%
Op 1 januari 1995 is de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) ingevoerd. Gemeenten konden vóór die datum ook al garant staan voor hypotheken. Ook in Hilversum was dit het geval. Op basis van de jaaropgaven van financiële instellingen, komt het resterende bedrag op 31 december 2019 uit op € 1,5 miljoen. Als het gaat om spaarhypotheken, is het saldo van de lening verminderd met het opgebouwde spaartegoed. Omdat het om zeer oude leningen gaat (minimaal 20 jaar oud), gaan we er vanuit dat aan deze hypotheken geen ‘onderwater’ risico’s kleven en dat het risico hierop daarom zeer beperkt is. De kans dat dit risico optreedt, schatten we daarom in op 1%.
4. Verruimen BTW- Sportvrijstelling
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag € 70.000 incidenteel
Kans: 30%
Gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2019 door een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie de btw op kosten die zij maken voor de sportaccommodaties niet meer bij de fiscus vorderen. Daarom geeft het rijk de gemeente voor dit verlies een compensatie volgens de specifieke uitkering stimulering sport (SPUK). De gemeente kan in het kader van deze SPUK- regeling een aanvraag indienen bij het Rijk voor de ontstane BTW-nadelen. Het uitkeringsplafond van deze regeling is € 152 miljoen per jaar en wordt naar rato verdeeld als het plafond wordt bereikt. Voor 2019 is bekend dat het plafond op 81,7% is gesteld. Dit betekent dat 81,7% van onze aanvraag voor 2019 gehonoreerd zal worden.
De gemeente heeft in 2019 € 319.586 aangevraagd en daarvan is € 261.107 ontvangen. Omdat er investeringen zijn uitgesteld naar 2020, er in de doorberekende overhead een onderschrijding is en ook in de exploitatie minder is uitgegeven dan begroot, is een correctie berekend over 2019 van € 170.219 dat de Gemeente teveel heeft ontvangen. Deze correctie is reeds verwerkt in de jaarrekening.
Voor 2020 is een bedrag aangevraagd van € 347.336. Wij gaan er vanuit dat ook in 2020, uitgaande
van eenzelfde uitkeringsplafond van € 152 miljoen als in 2019, een kortingspercentage van
(afgerond) 20% gehanteerd zal worden. De kans op een hoger kortingspercentage schatten we op 30%.
5. Borgstelling Tergooi Ziekenhuizen
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 5.500.000 incidenteel
Kans: 1,01%
Op 3 juni 2019 heeft het College een voorgenomen besluit genomen om een borgstelling af te geven aan Tergooi Ziekenhuizen van maximaal € 10 miljoen. Op 19 juli 2019 heeft de raad hiermee ingestemd waarbij er geen wensen en bedenkingen door de raad zijn opgegeven. Het College heeft een risico inschatting laten maken door een externe partij die het risicoprofiel op deze borgstelling als ‘acceptabel’ heeft geclassificeerd. Op 26 november heeft het College het definitieve besluit genomen om borg te staan voor een bedrag van € 10 miljoen en eind 2019 is deze borgstelling voor een periode van 30 jaar ook geëffectueerd doordat het ziekenhuis Tergooi een lening bij de BNG heeft afgesloten met een looptijd van 30 jaar.
De gemeente heeft van de BNG een (standaard) akte van borgtocht getekend. De gemeente staat niet alleen borg voor het bedrag van de lening van € 10 miljoen maar ook, indien van toepassing, te vermeerderen met boeten, kosten en wettelijke en overeengekomen renten. Vandaar dat in het eerste jaar het risicobedrag hoger is dan bedrag van de lening. De hoogte van de borgstelling en daarmee het risico, neemt af door de aflossingen op de lening door het ziekenhuis Tergooi. Tergooi zal de lening in 30 jaar aflossen waarbij de eerste 3 jaar (gedurende bouw nieuwe Ziekenhuis) niet afgelost zal worden.
Binnen de financiële verordening is in artikel 16 aangegeven onder welke voorwaarde een borgstelling mogelijk is. Elke borgstelling, dus ook deze aan Tergooi Ziekenhuizen, wordt aangemerkt als een risico. Het Waarborgfonds voor de Zorgsector staat mede garant. Het consortium van banken en Waarborgfonds voor de Zorgsector als financiers hebben hun bestaande zekerheden (hypotheek op onroerend goed) gedeeld met de Gemeente Hilversum als onderpand voor de borgstelling. Onderpand in de vorm van hypotheek als ‘normale’ zekerheidstelling, die in dit geval gelijk is aan de zekerheid van de private investeerders, is daarmee marktconform. Of en in welke mate de hypothecaire zekerheden de borgstelling afdekt, is moeilijk in te schatten. Het onroerend goed heeft waarde als ziekenhuis, maar welke waarde het heeft bij faillissement weten we niet. Door de marktconformiteit in zekerheden achtten wij het niet nodig om een voorziening in te stellen, maar volstaat het om het risico op te nemen in de paragraaf Risicobeheersing en Weerstandsvermogen in de begroting en jaarrekening.
Afgesproken is dat de gemeente dezelfde informatiestroom krijgt als de andere financiers. Deze informatie moet echter wel door de gemeente beoordeeld worden. Hiervoor zullen wij expertise in huis moeten halen. Om de door de gemeente gemaakte kosten te dekken is een rentevergoeding (met een risico-opslag) in rekening gebracht. Met het ziekenhuis Tergooi is hiervoor een borgstellingsovereenkomst afgesloten.
Het extern bureau heeft in haar risicoanalyse een inschatting gemaakt wat het percentage is van de kans op faillissement in het eerstvolgende jaar (2020). Dit percentage wordt geschat op 1,01%. De gemeente heeft in geval van faillissement een gedeelde hypotheek op het onroerend goed als zekerheid. Als de waarde van de zekerheid lager is dan de garantie dan is een verlies voor de gemeente Hilversum aan de orde: (waarde gedeelde zekerheid op onroerend goed -/- bedrag garantie) x 1,01%. Voor nu schatten wij dit op: waarde gedeelde zekerheid € 6 miljoen -/- bedrag garantie € 11.500.000 (bedrag lening inclusief inschatting boete en bijkomende kosten) x kans 1,01% is dan een bedrag van € 56.000 (afgerond).
6. Sanering Railverkeerlawaai
Programma: 1 (Wonen en leven)
Bedrag: € 110.000 incidenteel
Kans: 20%
Voor het project sanering railverkeerlawaai is in 2003 de eerste aanvraag gedaan voor een subsidie van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat. Aangezien het project voor 100% gesubsidieerd wordt, zijn de beschikkingen in de afgelopen jaren steeds aangepast aan de uitgaven en zijn voorschotten ontvangen voor de voorbereidings- en uitvoeringskosten.
De uitvoeringswerkzaamheden waren begin 2019 afgerond, zodat in februari 2019 aan het ministerie verzocht is de subsidie te wijzigen tot de hoogte van de gemaakte kosten.
Eind november 2019 zijn de wijzigingsbesluiten van de subsidie van het ministerie ontvangen. De beschikking voor de voorbereidingskosten is conform, maar bij de beschikking van de uitvoeringskosten is een tweetal facturen door het ministerie betwist. Daardoor zou een bedrag van € 109.929 niet subsidiabel kunnen zijn. De kans dat na overleg het ministerie hierin blijft volharden, wordt ingeschat op 20%.
7. Onderwijshuisvesting
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 500.000 structureel
Kans: 10%
Voor de sturing op de financiën en risico’s van onderwijshuisvesting wordt gewerkt met een investeringsplafond en een egalisatiekrediet (voorheen de gesloten box). Deze systematiek biedt de mogelijkheid om voorzieningen in de onderwijshuisvesting boven dit investeringsplafond af te wijzen en risico’s op te vangen met eerdere overschotten uit het egalisatiekrediet. Daarmee zijn maatregelen genomen om binnen het investeringskrediet te blijven. Daarnaast wordt de reserve Onderwijsgebouwen gebruikt om grote fluctuaties in de exploitatielasten door kosten voor tijdelijke huisvesting en afwaarderen boekwaardes op te vangen.
In 2019 en 2020 is door gemeente en schoolbesturen gewerkt aan een integraal huisvestingsplan (IHP) voor het onderwijs. Het IHP is opgesteld voor een periode van 16 jaar. In die periode kan van alles gebeuren, wat nu nog niet wordt voorzien. Onzekerheden zijn groei en krimp van scholen in het algemeen en specifiek het recent aangekondigde sleutelproject en de wetswijziging rond uren bewegingsonderwijs. Daarnaast zijn er risico’s zoals bijvoorbeeld asbestsanering, complexe inpassing van nieuwe schoolgebouwen door gebrek aan ruimte (bijvoorbeeld door combineren school en woningen/kantoren), gewijzigd onderwijsbeleid, grondaankoop en extra tijdelijke huisvesting als gevolg van vertraging.
In het IHP staan per opgave verschillende oplossingsrichtingen beschreven. Financieel is gekozen voor de minimale variant, wat het totaal is van alle goedkoopste oplossingen per school. Dit zijn oplossingen op hoofdlijnen. Wanneer de uitvoering start, wordt onderzocht wat op dat moment de beste oplossing is. Het kan voorkomen dat toch de duurste oplossing de best uitvoerbare oplossing is. Tegenover deze negatieve risico’s bestaat een aantal zaken die kunnen leiden tot lagere rente en afschrijving. De lastigste te ramen is ‘vertraging’. Immers, er zal dan later rente en afschrijving in de exploitatie worden opgenomen.
Bovenstaande is vertaald naar een risicobedrag ter grootte van € 500.000 aan kapitaallasten, welke is berekend op basis van de helft van het investeringsrisico tussen de duurste en de goedkoopste oplossingen. We schatten de kans in op 10%.
8. Jeugd
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 1.500.000 structureel
Kans: 50%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Jeugdwet. Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. Rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begrotingsramingen.
Voor de uitvoering van de jeugdwet constateren wij dat wij deze taken in 2019 niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren. Vooruitkijkend verwachten wij voor de komende jaren eveneens een verhoogd risico op stijgende lasten.
Blijvende risico’s zijn:
- Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van onafhankelijke landelijke indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
- De toegang tot de jeugdzorg loopt niet alleen via het Sociaal Plein, maar ook via gemachtigde verwijzers zoals huisartsen, jeugdartsen, medisch specialisten en gecertificeerde instellingen, waardoor er minder grip is op de kosten van deze zorg.
- Afgelopen periode zijn de kosten binnen de jeugdwet jaarlijks gestegen. Wij hebben geen aanwijzingen dat deze trend zich niet voortzet. Het rijk heeft de gemeenten tot en met 2021 weliswaar extra middelen ter beschikking gesteld, maar nog niet voor de jaren erna. Daarvoor onderzoekt het rijk eerst of, en zo ja in welke mate, gemeenten structureel extra middelen nodig hebben.
In de nota “Visie & Agenda Jeugdhulp 2019-2020” hebben wij aangegeven het belangrijk te vinden te investeren in jeugdhulp en dan vooral in de preventieve sfeer. Juist door preventieve zorg beperken we hopelijk een verdere stijging van de uitgaven.
9. WMO
Programma: 2 (Zorg)
Bedrag: € 1.000.000 structureel
Kans: 50%
De gemeente heeft de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de regelingen behorende bij de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO). Deze regelingen hebben een open-einde-karakter. De rekeningcijfers kunnen als gevolg van diverse onzekerheden in positieve, maar ook in negatieve zin afwijken van de begroting. De belangrijkste onzekerheden hebben betrekking op de te verwachten normale instroom en/of uitstroom. Bij verder gelijke omstandigheden wordt op termijn, een groeiend beroep op de individuele voorzieningen verwacht, omdat op basis van demografische ontwikkeling steeds meer ouderen te verwachten zijn en omdat ouderen steeds langer zelfstandig thuis zullen blijven wonen.
Voor de uitvoering van de WMO constateren wij dat wij deze taken in 2019 niet binnen de aanwezige budgetten hebben kunnen uitvoeren. Vooruitkijkend verwachten wij voor de komende jaren eveneens een verhoogd risico op stijgende lasten.
Meer specifiek zijn te noemen:
- Prijsontwikkelingen. Diverse contracten met zorgaanbieders houden de mogelijkheid van (jaarlijkse) prijsindexering open. Deze contractuele indexaties zijn vaak afhankelijk van landelijk bepaalde indices en kunnen afwijken van de in de begroting gehanteerde prijsindexering.
- Vanaf 2020 geldt een eigen bijdrage -onafhankelijk van het zorggebruik, inkomen en vermogen- te maximeren via het zogeheten "abonnementstarief" van € 19 per maand (2019: € 17.50 per 4 weken). Doel daarvan is om stapeling van eigen bijdragen bij een huishouden te voorkomen. Als gevolg van deze (voor veel mensen) verlaging van de eigen bijdrage is het waarschijnlijk dat meer mensen zich bij het Sociaal Plein melden, waardoor de afhandelings- en zorgkosten stijgen. Vooralsnog is het onduidelijk hoeveel de (zorg)kosten als gevolg van het abonnementstarief nog zullen stijgen. Via de algemene uitkering heeft het rijk de gemeenten alleen gecompenseerd voor de lagere inkomsten uit eigen bijdragen en niet voor de verwachte stijging van de kosten als gevolg van de toegenomen vraag en de bijbehorende afhandelingskosten.
- Het uitvoeringsplan ‘ontmoeten en ondersteuning in de wijken’ en ook de “Agenda WMO-welzijn in de wijk 2019-2021” veronderstellen o.a. dat de vraag naar individuele (duurdere) zorg via het Sociaal Plein zal dalen doordat meer burgers gebruik zullen gaan maken van de uit te breiden algemene voorzieningen (basisvoorziening begeleiding). De kans bestaat dat deze verschuiving zich later of anders voordoet dan nu verondersteld.
Bovenstaande risico’s zijn niet te splitsen in afzonderlijke componenten omdat het niet mogelijk is de gevolgen die zich gezamenlijk (kunnen) voor doen afzonderlijk te herkennen of inzichtelijk te maken.
10. Saldo inkomsten en uitgaven bijstand
Programma: 3 (Werken)
Bedrag: € 1.900.000 structureel
Kans: 40%
In 2015 tot en met 2019 was het budget voor de BUIG (Bundeling Uitkeringen Inkomensvoorzieningen Gemeenten) ontoereikend en is gebruik gemaakt van de landelijke vangnetregeling (2015-2018). In 2019 hoeven we, door de goede resultaten die behaald zijn, geen vangnetregeling aan te vragen.
Voor tekorten op het BUIG-budget geldt een getrapte vergoeding, waarbij tekorten deels worden gecompenseerd door het Rijk. Door de landelijke vangnetregeling wordt het eigen risico beperkt. Voor 2020 betekent dat het nadeel voor de gemeente nooit hoger zal zijn dan € 3 miljoen.
In de begroting 2020 wordt uitgegaan van een tekort van € 1,1 miljoen. Het maximale risico in 2020 is hierbij € 1,9 miljoen (het verschil tussen het begrote tekort in 2020 (€ 1,1 miljoen) en het maximale risico (€ 3 miljoen)). Om dit risico te beheersen wordt ingezet op het stimuleren van de uitstroom en het zoveel als mogelijk beperken van de instroom. We doen dit o.a. op basis van het nieuwe beleidsplan Focus op Werk en uitvoering geven aan de adviezen van het rapport van AEF.
Wij schatten in dat dit risico structureel is en de kans van voordoen 40%.
11. Herkeuringen WIA
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.000.000 incidenteel
Kans: 5 %
In het kader van de verscherpte herkeuringen WIA (voorheen WAO) loopt de gemeente een risico.
Onbekend is of er nog (ex-)medewerkers van de gemeente Hilversum daadwerkelijk afgeschat gaan
worden en zo ja, tegen welk percentage. Een lager percentage leidt tot extra lasten omdat de gemeente zelf de WW-uitkering of het wachtgeld betaalt. Vanwege de vele onzekerheden (aantal, leeftijd, inschaling, afschattingspercentage, huidige rechten op wachtgeld of WW, enz.) kunnen de werkelijke kosten aanzienlijk variëren. De grootste kans op afschattingen is geweest op het moment van wetswijziging. Tot dusver hebben bij voormalige personeelsleden, die een WAO-uitkering hadden, geen daadwerkelijk afschattingen plaatsgevonden. Gezien de ervaringen bij andere gemeenten is er evenwel geen garantie dat er geen claims zullen binnen komen. Het risico blijft bestaan, omdat het UWV herkeuringen uitvoert. We schatten het maximale risicobedrag op € 1.000.000. We schatten de kans op 5%.
12. Grondexploitaties (gemeentelijk)
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 627.000 incidenteel
Kans: p.m.
Binnen de gemeente Hilversum worden de grondexploitaties jaarlijks geanalyseerd en geactualiseerd, omdat zich binnen grondexploitatie aanzienlijke risico’s kunnen voordoen als gevolg van bijvoorbeeld marktontwikkelingen en saneringskosten. Voor alle verlieslatende grondexploitaties is een voorziening gevormd op basis van de in de Actualisatie Grondexploitaties 2020 geraamde nadelige saldi. Het risico dat grondexploitaties nadeliger uitvallen dan voorzien is daarmee echter niet afgedekt. Vandaar dat de grondexploitaties tevens in de risicoparagraaf aan de orde komen.
Voor de risicoanalyse met betrekking tot de grondexploitaties maken we onderscheid tussen enerzijds prijsrisico’s, die voor alle grondexploitaties in gelijke mate gelden, en anderzijds de intrinsieke risico’s van de afzonderlijke grondexploitaties.
Wat betreft de prijsrisico’s: In de huidige markt is het moeilijk in te schatten hoe de prijzen zich in de nabije toekomst zullen ontwikkelen. Dit geldt zowel voor de baten- als voor de lastenkant. In de actualisering 2020 anticiperen wij op de marktomstandigheden door de lasten met 2,25 % te laten stijgen. In de grondexploitaties is voor de baten een trendmatige stijging overbodig aangezien alle resterende gronden in 2020 op de markt worden gebracht. Dit doen wij op basis van de verwachtingen van:
- de consumenten-prijsindexen van het CBS (de verkoopcijfers van en de prijswijzigingen in de woningbouw);
- het Bureau Documentatie Bouwwezen (de kostenontwikkelingen van investeringen in vastgoed);
- de Nederlandse Vereniging van Makelaars (NVM): verkoopcijfers en prijswijzigingen in de woningbouw;
- diverse informatiebronnen op het internet betreffende grond-, weg- en waterbouw.
Afgezet tegen het bovengenoemde uitgangspunt van 2,25% voor de lasten schatten wij het risico van afwijkende prijsontwikkelingen als volgt in:
- 1% extra kostenstijging ad. € 20.000
- 1% opbrengstendaling ad. € 147.000
Het maximale risico van de mogelijke tegenvallers (de kostenstijging plus de opbrengstendaling) ligt daarmee op € 167.000 (€ 20.000 + € 147.000). We schatten de kans op 50%.
Voor wat betreft de intrinsieke risico’s van afzonderlijke grondexploitaties:
Elke grondexploitatie heeft haar eigen specifieke risico’s en kansen. Onderstaand schema geeft de inschatting daarvan voor alle grondexploitaties, waarbij we een vergelijking hebben gemaakt tussen de inschatting bij de vorige actualisatie (maart 2019) en de nieuwste actualisatie (maart 2020).
bedragen x 1.000 | ||||
Vergelijking risico's in jaren | actualisatie maart 2019 | actualisatie maart 2020 | verschil | opmerking |
Negatieve risico's (kans x gevolg) | 716 | 460 | 256 | vermindering negatieve risico's |
Het bedrag aan risico’s ter grootte van € 460.000 heeft betrekking op de grondexploitaties Anna’s Hoeve Bouwplan (€ 367.000) en Egelshoek (€ 93.000). De kans hierop is opgebouwd uit meerdere risicopercentages.
De grondexploitatie Anna’s Hoeve Bouwplan nadert zijn voltooiing. Hiermee neemt ook de zekerheid toe, dat het geraamde resultaat gerealiseerd zal worden. Ieder risico, dat zich feitelijk manifesteert, zal ongeacht of het nu wel of niet in de risicoanalyse van deze grex is opgenomen, derhalve direct en naar volle omvang van invloed zijn op het te realiseren resultaat.
Als we alle risicobedragen van de afzonderlijke grondexploitaties en het risicobedrag van de prijsrisico’s optellen, komen we op een totaal risicobedrag van € 627.000 (€ 167.000 + € 460.000).
13. Algemene Uitkering gemeentefonds
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 1.200.000 structureel
Kans: 25%
De hoogte van de algemene uitkering uit het gemeentefonds is afhankelijk van de Rijksuitgaven. Dit gaat op basis van het principe “samen de trap op en af”. Meer rijksuitgaven betekent meer geld voor het gemeentefonds, minder rijksuitgaven betekent minder geld voor het gemeentefonds.
Daarnaast zijn er nog algemene mutaties op basis van de wijzigingen van de Hilversumse aantallen van de verdeelmaatstaven, die de basis vormen van de verdeling van het gemeentefonds (aantallen inwoners, woonruimten, bijstandsontvangers, leerlingaantallen etc.) Ook deze kunnen ertoe leiden dat Hilversum meer of minder geld uit het gemeentefonds ontvangt. Bijvoorbeeld; het inwonertal van Hilversum groeit wat een gunstige uitwerking heeft op de algemene uitkering uit het gemeentefonds.
De Algemene uitkering bestaat voor een bedrag van € 34,6 miljoen uit Integratie- en Decentralisatie uitkeringen. Het overige bedrag van € 121,9 miljoen is te beschouwen als het klassieke deel van de algemene uitkering. Een afwijking van 1% is € 1,2 miljoen.
Herijking verdeling gemeentefonds
De minister van Binnenlandse zaken heeft op 26 februari 2020 een brief naar de Tweede Kamer verzonden waarin wordt medegedeeld dat de ingangsdatum van de nieuwe verdeling van het gemeentefonds met een jaar zal worden uitgesteld tot 1 januari 2022. Dit omdat de geplande herverdeling voor twee op de drie gemeenten nadelig zou uitpakken. De Minister van Binnenlandse Zaken laat aanvullend onderzoek doen waarvan de uitkomsten in het najaar van 2020 bekend moeten zijn.
De financiële gevolgen voor de jaren 2022 en verder zijn afhankelijk van de uitkomsten van de herijking van het gemeentefonds en kunnen voordelige en nadelige effecten met zich meebrengen. Op dit moment is daar geen inschatting van te maken.
14. Sloop van het voormalig UWV pand
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: € 843.000 incidenteel
Kans: 10%
De vernieuwing van het stationsplein is in gang gezet met de sloop van het voormalig UWV pand aan het Stationsplein 25. De sloopkosten zijn uitgekomen op € 843.000 en zijn in het investeringsprogramma opgenomen. Op deze wijze kunnen we, als we te zijner tijd een grex openen voor de ontwikkeling van de grond, het krediet bij de grex betrekken. Hiervoor geldt dat binnen 5 jaar nadat de investering geactiveerd is, een grex geopend moet zijn. Komt het niet binnen 5 jaar tot een grex, dan dient de investering in één keer afgeschreven te worden. We achten deze kans klein (10%) omdat de raad een visie op het stationsplein heeft vastgesteld waarin geen plaats is voor het bestaande gebouw. De tijdslimiet (voor 2023) waarbinnen er een grex geopend moet worden, zorgt voor vermelding in deze risicoparagraaf.
15. Crailo
Programma: 5 (Financiën en grondexploitaties)
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
De gemeente Hilversum heeft samen met de gemeenten Gooise Meren en Laren de gebiedsontwikkeling Crailo met een waarde van grofweg € 82 miljoen ter hand genomen met een winstgevend resultaat. De gemeenten hebben daartoe een grondexploitatiemaatschappij opgericht. De gemeente Hilversum is voor 45% aandeelhouder in deze uitvoerende besloten vennootschap GEM Crailo BV.
De gronden en opstallen in het plangebied zijn nog in eigendom van de gemeenten, waarbij in de Akte van toetreding volmacht is verleend aan GEM Crailo BV voor wat betreft beheer en onderhoud. De gemeente Hilversum staat voor 45% (€ 9 miljoen) borg voor de door GEM Crailo BV bij de BNG aangetrokken kredietfaciliteit.
Risico’s
- Strikt genomen beperkt het risico van Hilversum zich tot de deelneming in de BV (45%). Het risico van deze deelneming hangt nauw samen met (het resultaat van) de intergemeentelijke grondexploitatie, de daarin opgenomen risico- en gevoeligheidsanalyse en de door GEM Crailo BV terzake genomen en te nemen beheersmaatregelen incl. de (nadere) inrichting van de governance structuur.
- De op 25 maart 2020 door de Algemene Vergadering (van aandeelhouders) vastgestelde geactualiseerde grondexploitatie 2020 (met peildatum 31 december 2019) kent een winstgevende eindwaarde per 31 december 2029 van € 3,46 miljoen en een winstgevende contante waarde per 1 januari 2020 van € 2,84 miljoen.
- In de intergemeentelijke grondexploitatie is een risico- en gevoeligheidsanalyse opgenomen. Op de risico’s (kansen en bedreigingen) is een zogenaamde Monte-Carlo analyse toegepast, waarin aan elk risico een bandbreedte en een kansverdeling is toegekend. De Monte-Carlo analyse is daarmee een integrale simulatie van alle benoemde kansen en bedreigingen. GEM Crailo BV beschikt niet over een eigen weerstandsvermogen ter dekking van financiële consequenties van zich manifesterende risico’s.
In 2019 heeft GEM Crailo BV een bredere en diepere risico-analyse laten uitvoeren op basis van de zogenaamde RISMAN-methode. Onderwerpen en invalshoeken, die hierin onder meer geraakt worden, zijn technisch/fysiek, (project-)organisatorisch, planologisch/milieu-technisch, politiek/bestuurlijk, juridisch/contractueel, financieel/(plan-)economisch en maatschappelijk (incl. stakeholders) van aard.
De uitkomsten van deze bredere en diepere risico-analyse zijn verwerkt in de actuele grondexploitatie 2020. - De governance-structuur van GEM Crailo BV is v.w.b. de opzet in overeenstemming met de fase, waarin de operationalisering van GEM Crailo BV en de planontwikkeling en –uitvoering verkeren. De accountant van GEM Crailo BV heeft dit op 3 juni 2019 bevestigd in zijn rapport Bevindingen opzet interne (financiële) beheersorganisatie. Doordat GEM Crailo BV een bredere en diepere risico-analyse voor de actuele grondexploitatie heeft laten uitvoeren, benadrukt Hilversum het belang van de opzet, bestaan en werking van beheersmaatregelen (anders dan alleen financiële beheersmaatregelen) op de risico’s voortkomend uit het toepassen van de RISMAN methode.
- Aanvullend op de risico’s genoemd onder 1a t/m 1c melden wij het volgende:
- Als gevolg van de Corona uitbraak in het 1e kwartaal 2020 in Nederland zijn de uitkomsten in de grondexploitatie 2020 onzeker geworden; de geldigheid is beperkt te noemen. De huidige grondexploitatie 2020 is vastgesteld, puur in samenhang met de jaarrekening 2019 GEM Crailo BV, die ook is vastgesteld.
De Algemene Vergadering GEM Crailo BV heeft tevens besloten dat in het najaar 2020 een nieuwe, inhoudelijke grondexploitatie komt. - Fiscaal regime en grondrouting
Rekening houdend met de op grond van het nog vast te stellen bestemmingsplan uitgeefbare (rode) gronden en niet uitgeefbare gronden (grijs voor wegen en pleinen etc. en blauw/groen voor plantsoenen en waterpartijen etc.) zijn vele scenario’s denkbaar met betrekking tot de grondrouting. Er is immers sprake van 3 fiscale regimes (BTW, BTW-compensatiefonds en Overdrachtsbelasting) en van diverse partijen (Provincie, gemeenten, GEM Crailo BV, projectontwikkelaar en eindafnemer/belegger).
- Als gevolg van de Corona uitbraak in het 1e kwartaal 2020 in Nederland zijn de uitkomsten in de grondexploitatie 2020 onzeker geworden; de geldigheid is beperkt te noemen. De huidige grondexploitatie 2020 is vastgesteld, puur in samenhang met de jaarrekening 2019 GEM Crailo BV, die ook is vastgesteld.
In oktober 2019 is de Belastingdienst - vrijblijvend - verzocht haar zienswijze kenbaar te maken op de classificatie van de gronden in het plangebied Crailo.
In 2020 zal GEM Crailo BV met de stakeholders doorgaan te onderzoeken of het risiconiveau samenhangend met deze complexiteit verlaagd kan worden door sluitende afspraken over de wijze en het moment van grondoverdracht vast te stellen.
De resultaten van dit onderzoek naar de meest gunstige inrichting van de grondrouting worden meegenomen in de nieuwe grondexploitatie in het najaar van 2020.
- Beheer gemeentelijke gronden
Tot het moment van grondoverdracht van de gemeenten aan GEM Crailo BV zijn de gemeenten eigenaar van hun eigen kadastrale percelen gelegen binnen de gebiedsontwikkeling Crailo en drager van de aan dat eigendom verbonden risico’s. In dit licht heeft GEM Crailo BV de algemene afspraken over tijdelijk beheer en onderhoud van deze gronden tot aan het moment van grondoverdracht nader gespecificeerd. Hierdoor is het duidelijk welke taken GEM Crailo BV uitvoert m.b.t. het tijdelijke beheer en onderhoud en welke taken als resultante bij de gemeenten blijven. De gemeenten kunnen, zo heeft GEM Crailo bevestigd, gemeentelijke lasten samenhangend met en voortvloeiend uit de bij de gemeente resterende taken, zoals bijvoorbeeld verzekeringspremies en belastingen, jaarlijks bij GEM Crailo BV declareren.
De risico’s (en beheersmaatregelen) vermeldt onder de punten 2a t/m 2c kunnen niet nader gekwantificeerd worden in termen van kans maal impact. Om deze reden vermelden wij het totale risico van de deelneming in GEM Crailo BV als PM.
16. Vennootschapsbelasting (VPB)
Programma: 5 (financiën en grondexploitatie)
Bedrag: € 400.000 incidenteel
Kans: 25%
Vanaf 1 januari 2016 moeten publiekrechtelijke ondernemingen (waaronder gemeenten) vennootschapsbelasting (VPB) betalen voor de fiscale winst die zij met hun ondernemingsactiviteiten maken. Op basis van een inventarisatie zijn de gemeentelijke activiteiten ingedeeld in 23 clusters. De voorlopige inschatting was dat een drietal clusters ondernemingsactiviteiten bevatten die op basis van de huidige inzichten onder de vennootschapsplicht vallen (grondexploitaties, dienstverlening aan derden, en het parkeerbedrijf). Na verdere toetsing aan wettelijke criteria en valide argumenten blijven ook de activiteiten m.b.t. dienstverlening aan derden en het parkeerbedrijf buiten de vennootschapsbelasting, waarmee de (mogelijke) vennootschapsbelastingplicht m.b.t de grondexploitatieactiviteiten resteert.
Risico
Met de belastingdienst heeft een overleg plaatsgevonden over de methode waarop de fiscale openingsbalans per 1 januari 2016 is vastgesteld. Het doel van dit overleg is geweest om (open en transparant) de fiscale uitgangspunten van de waardering van de fiscale openingsbalans per 1-1-2016 met de belastingdienst af te stemmen. De afspraken zijn opgenomen in een zogenaamde vaststellingsovereenkomst waardoor geen verschil van fiscaal inzicht kan ontstaan. Daardoor wordt een wijziging van de belastingpositie (en de te betalen VPB) uitgesloten.
Er blijft echter een risico dat de gemeente door een andere interpretatie van de wetgeving (m.u.v. wat in de vaststellingsovereenkomst is geregeld) door de belastingdienst geconfronteerd kan worden met extra VPB-heffingen. Dit geldt met name voor de (privaatrechtelijke) reclame inkomsten omdat de belastingdienst over dit onderwerp gaat procederen. Het risico kwantificeren wij op 50% van de fiscale winst (raming € 400.000 * 25%)= € 50.000. Meerjarige fiscale monitoring, planning en sturing kunnen dit risico verder beperken.
17. Rechtstreekse geldleningen
Programma: diverse
Bedrag: € 3.400.000 incidenteel
Kans: 10%
De gemeente Hilversum heeft ook een aantal uitstaande leningen. Het gaat om een totaalbedrag van ongeveer € 3,4 miljoen per 31 december 2019. Het totaalbedrag bestaat grotendeels uit leningen die via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting zijn verstrekt in het kader van stimuleringsregelingen voor particuliere woningverbetering en duurzaamheid. Daarnaast zijn leningen verstrekt via het Nationaal Restauratiefonds en aan het Pinetum Blijdenstein. Het risicobedrag van de rechtstreekse leningen schatten we op afgerond € 3,4 miljoen. De kans schatten we op 10%.
18. Uitbraak Corona-virus
Programma: diverse
Bedrag: p.m.
Kans: p.m.
Na de balansdatum heeft Nederland, evenals de rest van de wereld, te maken gehad met het de dreiging van het coronavirus. Zowel landelijk alsook gemeentelijk zijn verschillende maatregelen genomen om het virus in te dammen. De gemeente heeft hierin de landelijke richtlijnen nageleefd. Het COVID-19 (Corona) virus heeft geen financiële gevolgen voor de jaarrekening 2019. Wel heeft het COVID-19 virus gevolgen voor de financiën van 2020 vanwege de maatschappelijke impact. Dit is dan ook een gebeurtenis na balansdatum die niets zegt over de situatie op balansdatum maar wel iets zegt over de situatie na balansdatum en voordat de jaarstukken worden vastgesteld.
Gevolgen zijn mogelijk op het gebied van de volksgezondheid, onderwijs, werkgelegenheid, economie etc. De omvang van de gevolgen hiervan zijn nog niet inzichtelijk, maar duidelijk is dat dit een impact zal hebben op onze maatschappij en de gemeente Hilversum (bijvoorbeeld een totale lock down, stagnerende grondverkopen of veel zieken door het Coronavirus, als gevolg waarvan inhuur moet plaatsvinden). Zowel het risicoprofiel als de beschikbare weerstandscapaciteit zullen in 2020 door de crisis kunnen wijzigen. In 2020 zal het bestaande risicoprofiel opnieuw worden bezien. De gemeente beschikt over buffers om de negatieve effecten van deze crisis op te kunnen vangen.
Weerstandscapaciteit
De weerstandscapaciteit bestaat uit alle financiële middelen waarmee financiële tegenvallers gedekt kunnen worden. Dit betreft zowel incidentele (éénmalige) als structurele (jaarlijks terugkerende) middelen. Ook gaat het om zowel reeds beschikbare middelen (zoals de algemene reserve) als beschikbaar te maken middelen (bijvoorbeeld door verhoging van de OZB).
Onderstaand overzicht toont de verwachte weerstandscapaciteit. Van de vermelde reserves (nummer 1) heeft alleen de ‘algemene reserve’ de functie om risico’s op te vangen. De bestemmingsreserves hebben dat per definitie niet. Zij kunnen evenwel, als de algemene reserves tekort schieten, in geval van nood toch worden aangesproken. De onderdelen met nummers 2 t/m 4 ‘kijken vooruit’. De belastingcapaciteit (nummer 5) is weer gebaseerd op de werkelijke cijfers 2018.
Tabel: weerstandscapaciteit | bedragen x 1.000 | |||
Incidenteel | Structureel | |||
Actueel | 1. Algemene reserve | 81.247 | 2. Onvoorzien | 150 |
3. Nieuwe kansen | 100 | |||
4. Stelpost autonome ontwikkelingen | 2.250 | |||
subtotaal Actueel Incidenteel | 81.247 | subtotaal Actueel Structureel | 2.500 | |
Potentieel | 5. Onbenutte belastingcapaciteit | 11.826 | ||
subtotaal Potentieel structureel | 11.826 | |||
Totaal | Totaal incidenteel | 81.247 | Totaal structureel | 14.326 |
Toelichting op de onderdelen van de weerstandscapaciteit
1. Algemene reserve en bestemmingsreserves
De algemene reserve heeft de functie van buffer voor het opvangen van risico’s waarvoor geen maatregelen kunnen worden getroffen (bijvoorbeeld: afsluiten verzekering, instellen van een voorziening op de balans). De bestemmingsreserves zijn - zoals de term aangeeft- bestemd voor de diverse doelen waarvoor ze zijn ingesteld. Ze vormen (als onderdeel van het eigen vermogen) een weerstandscapaciteit die kan worden aangesproken in het geval dat de algemene reserve tekort schiet. Het geraamde totaal aan reserves bedraagt per 31 december 2018 € 81,2 miljoen.
2. Onvoorzien
Jaarlijks wordt in de begroting een post voor onvoorziene lasten opgenomen. Ten laste van dit budget mogen alleen uitgaven worden geboekt die voldoen aan de zogenoemde drie o’s: onvoorzien, onontkoombaar en onuitstelbaar. Een deel van de tegenvallers kan dus met dit budget worden opgevangen. De post ‘onvoorzien’ in de programmabegroting 2020 en volgende jaren bedraagt structureel € 150.000.
3. Budget nieuwe kansen
In de nieuwe financiële verordening is de post ‘Nieuwe kansen’ opgenomen. De post ‘Nieuwe kansen’ mag alleen worden aangesproken voor incidentele uitgaven die het mogelijk maken om in te spelen op kansen die zich gedurende het jaar voordoen. Het college stelt hiervoor in de uitvoeringsafspraken stringente voorwaarden op.
4. Stelpost autonome ontwikkelingen
Voor het opvangen van autonome ontwikkelingen is in de meerjarenraming een stelpost geraamd die elk jaar € 1,5 miljoen hoger wordt. Binnen de horizon van de lopende programmabegroting – van 2020 tot en met 2023 – loopt de post op van € 0 (2020 is al benut) tot € 4,5 miljoen (2023). Dat is bij elkaar opgeteld € 9 miljoen. Daarmee wordt in de periode 2020-2023 gemiddeld een bedrag van € 2,25 miljoen toegevoegd aan de structurele weerstandscapaciteit.
5. Onbenutte capaciteit Onroerende zaakbelasting
De onbenutte OZB-capaciteit is het verschil tussen enerzijds de OZB-opbrengst bij het door de gemeente Hilversum vastgestelde tarief en anderzijds de opbrengst die zou worden behaald als de gemeente het tarief zou hanteren dat minimaal nodig is om in aanmerking te komen voor een aanvullende uitkering op basis van artikel 12 Fvw (Financiële verhoudingswet). Dit landelijke (voor alle gemeenten gelijke) ‘artikel 12 normtarief’ is een gewogen percentage op basis van de economische waarde van de drie categorieën belastingobjecten (woningen, niet-woningen eigenaren en niet-woningen gebruikers). Het normtarief wordt elk jaar door het rijk vastgesteld en bedraagt voor 2020 (meicirculaire 2019): 0,1853%.
Het gewogen percentage van de gemeente Hilversum, op basis van de door de gemeenteraad voor 2019 voorgestelde tarieven, is 0,1184%. Hilversum zit daarmee 0,0669% onder het normtarief. Wanneer dit verschil wordt vermenigvuldigd met de opgetelde economische waarde voor de drie categorieën – € 17,7 miljard – dan levert dit een onbenutte OZB-capaciteit van € 11,8 miljoen op.
Weerstandsvermogen
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de aanwezige en de benodigde weerstandscapaciteit. Zoals getoond in de risicoprofieltabel in §3, en in de tabel hieronder, bedraagt de benodigde weerstandscapaciteit € 1,4 miljoen incidenteel en € 2,4 miljoen structureel. Zoals getoond in de weerstandscapaciteitstabel in §4, en in de tabel hieronder, bedraagt de aanwezige weerstandscapaciteit € 81,2 miljoen incidenteel en € 14,3 miljoen structureel. Dit betekent een incidenteel weerstandsvermogen van 56,6 en een structureel weerstandsvermogen van 6,0. Omdat de ‘Overige risico’s’ niet gekwantificeerd zijn, is het bedrag aan benodigde weerstandscapaciteit – en daarmee het weerstandsvermogen- enigszins geflatteerd. Tegelijkertijd is het verschil in benodigde en aanwezige weerstandscapaciteit zo enorm groot dat deze flattering geen invloed heeft op het algemene beeld dat de gemeente Hilversum een buitengewoon goed weerstandsvermogen heeft.
Tabel: weerstandsvermogen | bedragen x 1.000 | |||
aanwezige weerstandscapaciteit | benodigde weerstandscapaciteit | weerstands- | beoordeling | |
incidenteel | 81.247 | 1.435 | 56,6 | uitstekend |
structureel | 14.326 | 2.405 | 6,0 | uitstekend |
totaal | 95.573 | 3.840 | 24,9 | uitstekend |
Om een ‘algeheel weerstandsvermogen’ te kunnen bepalen, moeten de incidentele en structurele cijfers bij elkaar worden opgeteld. Dat kan alleen als we bepalen hoe lang we, als dat nodig mocht zijn, mogelijke structurele tegenvallers willen laten drukken op incidentele weerstandscapaciteit. Het antwoord is: zo kort mogelijk, dus maximaal één jaar. Het is namelijk ongeschreven financieel beleid dat structurele tegenvallers in het eerstvolgende jaar meteen worden gecompenseerd met bezuinigingen. Dit voorzichtige en verantwoorde financiële beleid draagt er aan bij dat we de structurele weerstandscapaciteit zo min mogelijk aanwenden en om die reden qua omvang niet heel groot hoeft te zijn. Zoals de tabel laat zien, is het algehele weerstandsvermogen 24,9. Oftewel, we kunnen 24,9 keer de benodigde weerstandscapaciteit dekken uit de aanwezige weerstandscapaciteit.
Hoe moeten we deze getallen waarderen? In het artikel ‘Een norm voor het weerstandsvermogen’ (B&G, oktober 2006) heeft Smorenberg een beoordelingstabel voor het weerstandsvermogen voorgesteld.
Tabel: beoordeling van het weerstandsvermogen | |||
Categorie | Weerstandsvermogen | Beoordeling | |
A | >2 | Uitstekend | |
B | 1,4<x<2,0 | Ruim voldoende | |
C | 1,0<x<1,4 | Voldoende | |
D | 0,8<x<1,0 | Matig | |
E | 0,6<x<0,8 | Onvoldoende | |
F | <0,6 | Ruim onvoldoende |
Aan de hand van deze beoordelingstabel vallen zowel het incidentele, het structurele als het algehele weerstandsvermogen van de gemeente Hilversum in de hoogste categorie en verdienen zij de beoordeling uitstekend.